DBFMO-PPS kunstproject
Kunst en projectadvies: Marco Cops, Harold Schouten, Jerome Symons Projectmanagement: Marco Cops, Harold Schouten
Kunstenaar: Aam Solleveld
Foto documentatie: GertJan van Rooij
Linkerpatio / bezoekersruimte
rechterpatio / bezoekersruimte
De Nederlandse kunstenaar Aam Solleveld (1969) installeerde in de twee bezoekerszalen en hun aangrenzende open patio’s een ingenieus en tegelijkertijd speels kunstwerk bestaande uit de voor haar inmiddels karakteristieke zwarte lijnen.
Zoals eerder manipuleert ze ook hier door middel van haar tekeningen de wankele grens tussen realiteit en illusie, tussen feit en fictie. Dit proces begint al bij de fysieke eigenheid van de lijnen. Want de lijnen zijn niet op traditionele wijze getekend of geschilderd met potlood, pen of acryl. Meestal bestaan ze uit overwegend zwart tape.
In het PPS project kon om praktische redenen niet met het fragiele en weinig duurzame tape worden gewerkt. In de bezoekersruimten zijn de lijnen in een stuclaag gefreesd en zwart ingekleurd. In de open patio’s is de tekening op een witte muur aangebracht met zwarte verf. Maar het spel dat zij spelen met de waarneming en verbeeldingskracht blijft gelijk aan de tapetekeningen in museale expositiezalen.
Solleveld verbeeldt architectonische elementen die afwezig zijn in de concrete ruimte.
Zij voegt kastjes en commodes, kaarsen, kroonluchters en een schemerlamp, een transistorradio of een wereldontvanger, een prullenmand en een glas met een rietje toe. Het zijn de facetten die kale vertrekken huiselijk en knus, soms zelfs feestelijk maken.
In Sollevelds visie blijven het stille contouren die een onbestaand decor representeren, of een heimelijke wens van een gebruiker en zijn of haar bezoek. De mogelijkheid particuliere, ‘magische’ dromen weer te geven, wordt in de installatie onderstreept door de aanwezigheid van projectoren, die instrumenten waarmee door middel van licht, spiegels en afbeeldingen voorstellingen en schaduwen op een tegenoverliggende wand kunnen worden ‘getoverd’. Van Sollevelds projectoren zien we slechts de zwarte omtrekken.
Welke beelden de apparaten laten verschijnen mag de kijker uiteindelijk zelf bepalen. Immers Sollevelds lijnenspel laat genoeg ruimte voor persoonlijke invullingen en suggesties. Je wordt zelfs aangemoedigd de tekeningen in te kleuren met een eigen verhaal: hier en daar, rondom een lampenkamp of de armen van de kandelaber, zijn ‘colordots’ aangebracht. Alsof de gele, blauwe en oranje vlekken tijdelijke schijnsels zijn die, toch, zoals de zwarte lijnen, gefixeerd zijn, aangebracht op en in de muur, voor wie goed kijkt. Door de vanouds vluchtige tekening hier de permanente kwaliteiten van de wanden te geven, laat Solleveld je in haar installatie in de prettige waan: waar begint de droom en eindigt de realiteit, of andersom, waar vangt de tekening aan en stopt de architectuur?